Rond Nederland met de zeekajak


We varen langs de groenwitte meetpaal in de Marine jachthaven van Den Helder waar onze tocht 28 dagen eerder was begonnen. Als de boeg van mijn kajak het zand opschuift voelt het nog steeds niet als het einde van de tocht. Zo'n tien jaar geleden was ik begonnen met kajak varen. En bijna precies twee jaar geleden had ik mijn vaste IT-baan opgegeven om 'het andere leven' te verkennen. Mijn gedachten gaan uit naar hoe het ooit begonnen is en wat nu? De onzekerheid van de toekomst is nu in ieder geval een zeer geruststellende gedachte.


Een jaar geleden, tijdens een instructeurs cursus van de Britse Kanobond (BCU) in Wales zat ik in de pub aan één tafel met maar liefst vijf personen die ooit rond Groot-Brittannië hebben gevaren. In die entourage en gezelschap ontstaan vanzelf 'grootse' plannen. Ik had in ieder geval een goed excuus om niet ook rond Groot-Brittannië te varen: ik ben geen Brit! Rond Nederland zou het worden: voorzover ik wist nog niet eerder gedaan en een uitdaging in de eigen 'achtertuin'. Langs de Nederlandse Noordzeekust en dicht langs de grenzen met België en Duitsland, op zee, rivieren en kanalen. Een totale afstand van ongeveer 1250 kilometer.

In eerste instantie had ik geen tijdsrestricties. Maar ik werd uitgenodigd om voor twee maanden instructie te geven bij een zeekajak centrum aan de oostkust van de Verenigde Staten. Dit wilde ik niet laten schieten. Dus hield ik een periode van vier weken in augustus/september over tussen het Peddelpraat zeekamp en het NKB Vlielandkamp.

De voorbereiding was een hectische tijd. Ik experimenteerde met sponsoring en media aandacht. Ik ging er vol tegenaan met het idee dat ik in het slechtste geval in ieder geval de ervaring aan zou overhouden. Maar ik had een deur geopend die niet meer dicht kon en wist dus even niet meer of en waar dit zou eindigen. Toen alle stukjes op zijn plaats vielen was ik in opperbeste stemming. Maar tegelijkertijd begon ik de druk te voelen. Had ik een kaartenhuis gebouwd? Ik kon nu niet meer terug.

De beslissing om al dan niet alleen te varen was een moeilijke. Als zeekajak instructeur moet ik eigenlijk het goede voorbeeld geven. Dit houdt in dat ik op het gedeelte dat over zee voert in ieder geval niet alleen moet varen. Deze tocht zou aandacht in de media kunnen krijgen en ik moet dan de kanosport in een goed daglicht stellen. Nico Middelkoop had net zijn 'sabbattical' erop zitten, maar kon in februari zijn definitieve 'ja' geven. We zouden samen varen. Een klein maar niet onbelangrijk detail moet niet over het hoofd gezien worden. Nico en ik hebben nog nooit langer dan een dag samen gevaren. Een verschil in persoonlijkheid zou ons gedurende de tocht kunnen opbreken. Maar wat we in ieder geval van elkaar wisten was dat we geen problemen zouden hebben met lange dagen en grote afstanden.

In de vroege avond van zondag 10 augustus zijn we klaar voor vertrek en Noorderhaaks lonkt als onze eerste overnachtingplaats. Herman van Megen zal ons vergezellen tot IJmuiden. Hij was erbij op die gedenkwaardige avond in Anglesey toen het idee vaste vorm kreeg. Vóór dat we van Noorderhaaks kunnen vertrekken piept mijn mobiele telefoon. Maanden geleden had ik alle regionale omroepen op de hoogte gesteld van onze plannen. Hier had ik geen reacties op ontvangen, maar blijkbaar is onze vertrekdatum 'geagendeerd'. Ik geef het eerste van een reeks van tien radio interviews voor de regionale omroepen. Alle journalisten hebben in ieder geval één overéénkomstige vraag: "Waar overnachten jullie?" Ik kan ze steeds exact hetzelfde antwoord geven: "We hebben een boekje van de TKBN met daarin alle kampeerterreinen die vanaf het water bereikbaar zijn". Het hebben van dit boekje is één, maar het gebruiken ervan is een ander verhaal.

We steken het Schulpengat over in dichte mist. Ik had onze plannen via de marifoon gemeld bij de verkeerscentrale Den Helder. Ik kreeg te horen dat er enige uitgaande visserij schepen waren. Het lokaliseren van geluiden in mist is erg moeilijk. We horen een schip naderen, maar krijgen het nooit te zien, alhoewel we door een hoge hekgolf varen. Als de mist optrekt worden we getrakteerd op een mooi en een voor Nederland zeldzaam schouwspel: foeragerende Jan van Genten. Om maximaal gebruik van het getij te maken zou het voor de hand gelegen hebben om van zuid naar noord te varen. Maar door te starten in Den Helder en eerst naar het zuiden te varen, hebben we het kritieke deel van de tocht aan het begin. In de Waddenzee kunnen we bij zwaardere weersomstandigheden altijd nog redelijk beschut varen.

We gaan er vol tegenaan. Niet in de laatste plaats omdat Herman 'voorvaarder' is en hij onmiskenbaar de sterkste vaarder is. We hebben individueel al vaak met Herman gevaren en we houden wel van de uitdaging om hem te proberen bij te houden. We varen vrijwel continu vol tempo gedurende zes uur voordat we bij Egmond aan Zee aan land gaan om te wachten totdat de vloedstroom weer wat is afgezwakt.

In IJmuiden kunnen we onze eerste volledige vaardag evalueren. Nico moest een stukje terug overgeven; hij denkt als gevolg van teveel inspanning. Ik heb diepe blaren op mijn rechterhand. Dit vind ik een beetje vreemd aangezien ik nog nooit eerder al zoveel gevaren heb in een seizoen. De gesp van mijn sleeplijn heeft ongemerkt een grote schaafplek op mijn blindedarm litteken veroorzaakt. Nico en ik verschillen van mening of we al dan niet gedeeltelijk tegen de vloedstroom in moeten varen. Maar positief is dat we 65 kilometer afgelegd hebben en worden verwelkomd door Michel, de broer van Herman. Hij trakteert ons op pizza. Ik bedek de schaafplek met 'second-skin' wat de rest van de tocht zou blijven zitten. Ik vervang mijn 'modified crank' peddelsteel voor een paar dagen door de rechte steel van mijn reservepeddel; de drukpunten van mijn hand op de steel zijn zo anders. Nico herstelt snel en we besluiten dat we ons pauzes gunnen op het water zodra één van ons daar behoefte aan heeft.

In dichte mist varen we langs de boulevard van Scheveningen. De wind is aangewakkerd tot kracht 4 tot 5. Als we de havenmeester toestemming vragen voor het oversteken van de havenhoofden krijgen we te horen dat we moeten wachten op een vrachtschip. Omdat het schip de havenlichten niet kan zien wordt het binnengeleidt met radar en marifoon. Elke dertig seconden geeft de havenmeester via de marifoon door wat de afstand en positie is van het schip ten opzichte van de lichtenlijn. We moeten uiteindelijk meer dan een half uur wachten. Ondertussen wordt het donker. Uit de mist en duisternis doemt een schip van de Norfolk-Line op en verdwijnt even later tussen de havenhoofden. Ik had onze bestemming in mijn GPS ingevoerd, maar heb dit weer veel te precies gedaan, aangezien de GPS wijst naar een positie op het strand en niet een halve mijl buitengaats. Met als resultaat dat we ons steeds in de brandingzone bevinden en voor ons steeds strekdammen opdoemen. Grote verlichte scheepsbruggen blijken strandpaviljoens. Na een uur gespannen varen houden we het voor gezien. Alle opgebouwde spanning vloeit weg als we bij tijdens het aanlanden nauwelijks branding hebben en geen strekdammen hoeven te ontwijken. Het overnachten daarentegen is wel weer spannend. Het is 's-nachts erg rumoerig. Vrachtwagens die het zand schoonzeven rijden af en aan. Gelukkig staan we uit de weg voor een grote stapel strandstoelen.

We moesten voorbij een aantal havens. De belangrijkste daarvan is Rotterdam Europoort bij Hoek van Holland. Kajaks mogen daar niet komen. Een onderdeel van de voorbereidingen was het toestemming verkrijgen voor het oversteken van de Maasmond en de Westerschelde. Maar de marifoon opent alle deuren. Tijdens het oversteken van de Maasmond meldt de loods op een olietanker aan de verkeerscentrale: "Wat ik nu zie: twee kajaks die de vaargeul oversteken! Veel gekker moet het niet worden!" De verkeerscentrale antwoordt: "Ze hebben hun oversteek aangemeld!" De loods antwoordt: "Ik zie dat ze netjes achterlangs varen!".

Zuidelijk van Hoek van Holland verandert de ééntonige kustlijn (duinen) in de Zeeuwse delta. We hebben een prachtige oversteek van de Oosterschelde delta. Het water hier heeft die bijzondere diepblauwe kleur die ik maar 'Oosterschelde blauw' noem. Windkracht 4 tot 5 dwars op de ebstroom geeft onregelmatige golven. Ik stem mijn peddelslagen af op de golven en ik voel mij één met het ritme van de zee.

Vijf dagen na de start van onze tocht varen we langs de vuurtoren bij Westkapelle in de drukbevaren Westerschelde. Oorspronkelijk waren we van plan om via Antwerpen te varen. Maar we kregen geen toestemming om door de Antwerpse haven naar het Rijn-Schelde kanaal te varen. Dat wil zeggen, we mochten wel met onze zeekajaks door de haven varen, maar alleen op zondag en met een volgboot. We willen geen risico lopen dat ons de doorgang wordt geweigerd en dat we al zo vroeg in de tocht vertraging gaan oplopen. Mensen aan de kant zwaaien naar ons en spreken ons tijdens de pauze aan. Blijkbaar is het gisteren bij Domburg opgenomen televisie interview uitgezonden door Omroep zeeland.

Als we door de mooie sluis van Benedensas varen laten we het open water achter ons. Het varen in de kanalen heeft een potentieel nadeel. De kanalen zijn lang en recht. Maar we vinden genoeg uitdaging in het verbeteren van onze peddel techniek. Dit houdt ons voldoende bezig. We hebben de hele dag om met elkaar te praten. Maar ook vele kilometers achter elkaar zwijgen we. Het onderwerp dat regelmatig ter sprake komt zijn de finesses van voorwaarts varen. We proberen verschillende vaarstijlen uit en worden er steeds beter in. Nico en ik verschillen in vaarstijl en bioritme. Nico heeft 's-ochtends even tijd nodig om warm te varen en piekt in de vroege middag. Ik daarentegen heb het vooral moeilijk in die vroege middag. Ik word slaperig en mij gedachten dwalen af, herkenbaar aan het feit dat ik niet meer in een rechte lijn vaar. De lucht en water temperatuur zijn van dien aard dat een eskimorol wonderen doet. Nico moedigt mij aan te experimenteren met 'slipstreaming'. Ik vaar mijn boeg tot vlak achter het achtersteven van zijn kajak. Op zich werkt dit: het kost minder fysieke inspanning. Maar tegelijkertijd wordt mijn vaarritme danig verstoord. In ieder geval stijgt onze vaarsnelheid van dag tot dag, behalve dan op die dag dat wij onze peddels regelmatig laten rusten om aan de waterkant bramen te plukken.

De nachten worden merkbaar kouder en ochtendnevel stijgt op in de kanalen. We beginnen meestal tegen 08:00 uur met varen en stoppen tegen 18:00, plus of min een uur. We hebben zo net genoeg tijd voor het maken van het kamp en het avondeten voordat het donker wordt. Nico rekent uit dat we gemiddeld 'maar' 42 kilometer per dag hoeven te varen. Ik houd iets meer van zekerheid en zie liever een beetje reserve om tegenvallers op te vangen. We horen nu pas van de extreem lage waterstanden in rivieren en kanalen. De sluis bij Tilburg wil ons bijvoorbeeld pas schutten als de sluis vol met schepen ligt om zoveel mogelijk water in het kanaal te houden. De dagafstand waar we beide tevreden mee zijn is 50 kilometer. Nico voelt zich zo niet 'opgejaagd' en ik kan 8 kilometer toevoegen aan de 'buffer'.

De druk op mij neemt toe. Elke dag besteed ik veel tijd aan het inspreken van 'voice-mail' berichten die door mijn broer als geluidsbestand op de website worden gezet. Het regelen en geven van telefonische interviews voor de regionale omroepen tijdens pauzes betekent dat ik erg weinig rust krijg. Het komt er eigenlijk op neer dat ik geen moment vrije tijd heb. Nico is duidelijk meer op zijn gemak.

Het dragen van de kajaks voorbij de sluizen neemt ongeveer evenveel tijd in beslag als het geschut worden. Maar tijdens het schutten kunnen we uitrusten en die rust hebben we nu wel steeds nodig. Voor langere overdragingen gebruiken we onze kajak karretjes. Mijn versleten karretje loopt erg slecht. Ik zie op tegen elk gebruik ervan; het put me uit, terwijl Nico voort dendert. Het niet meenemen van een nieuw kajak karretje is één van de losse eindjes van de voorbereiding die mij nu blijft achtervolgen. De zolen van onze voeten beginnen pijn te doen van het voortdurende 'fietsen' tegen de voetensteunen. Nico plaatst op een gegeven moment een stuk schuim op zijn voorschot als voetensteun. Ik daarentegen denk dat het wel los zal lopen. Aan het eind van de tocht zou het een week duren voordat ik weer alle gevoel in mijn voetzolen en tenen terug had.

We hebben geen schippersberichten nagelopen voor onze route. Tot onze schrik zijn twee sluizen in de Zuid-Willemsvaart wegens onderhoud gesloten. Wat het nog erger maakt is dat tussen die twee sluizen nog drie andere liggen. Het kost weinig voorstellingsvermogen om te concluderen dat deze drie sluizen ook wel niet bediend zullen worden. Grote borden tonen de namen van de bouwbedrijven en de geplande datum van heropening: volgende week!

We zijn nu vlak bij de Maas. Maar we willen deze rivier bevaren vanaf het punt dat deze Nederland binnenkomt net onder Maastricht. Hiervoor moeten we een stuk door België. Terwijl we lunchen in Neeroeteren vindt Nico het clubgebouw van de kanovereniging. We ontmoeten Chris, een wedstrijdvaarder. Precies een uur lang laat hij ons flink zwoegen en we zijn 8,5 kilometer verder. Ik heb het er erg warm van gekregen. Nico staat op in zijn kajak en geeft een paar euro aan een voorbijganger op de hoge kade. Even later genieten we van een lekker ijsje.

Bij Lanaken gaan we door een sluis met een verval van 14 meter. Het schuine talud is zo hoog en steil, dat we er niet aan moeten denken dat we hier moeten overdragen. De sluis vormt de verbinding met het drukke Albertkanaal dat Antwerpen met Luik verbindt. Op dit mooie gedeelte is het kanaal diep uit de kalkheuvels gehouwen. We voelen ons op een snelweg zonder afslagen. Betonnen kademuren van anderhalve meter hoog maken het onmogelijk de kajaks hier uit het water te tillen. Maar één voordeel heeft het wel. Langsvarende vrachtschepen maken golven die, teruggekaatst door de kade, zich goed lenen om op te surfen. We zijn blij als we in Kanne arriveren. Hier leidt een kleine opening in de kademuur tot een mooie jachthaven met een trailerhelling. Terwijl we ons omkleden wordt ons eten gekookt in het restaurant.

Tot nu toe hebben we slechts éénmaal op een officiële kampeerplaats gestaan. We besluiten om de uitgespaarde kampeergelden te besteden in lokale restaurants en aan ijs. Met ons hoge energieverbruik beginnen we nu ook een warme lunch te appreciëren. We hebben voor ongeveer vijf dagen eten in onze kajaks voordat we bij een supermarkt moeten aanvullen.

Was onze omweg door België de moeite waard? Ja dus! Het is 21 augustus en bij de sluis van Visé zijn we aangekomen bij het meest zuidelijke punt van onze route en bijna halverwege. We tillen onze kajaks voorbij de stuw bij Lixhe. Pas nu zijn we op de Grensmaas. Een geknikte polyethyleen kajak hoog in de boom geeft aan dat de waterstand eerder dit jaar een stuk hoger was. Nu is de maas een stroompje, een slapende prinses. Maar oh wee als ze ontwaakt en zich uitstrekt over de uiterwaarden.

De Maas stroomt gewoonlijk hard en we hadden dagafstanden van 100 kilometer voor ogen. Nu stroomt het wel hard, maar de waterstand is zo laag dat we steeds op stenen varen. Uiteindelijk slepen we de kajaks door het ondiepe water. En waar we wel kunnen varen doen we dit erg voorzichtig om niet met volle vaart op een steen te varen en onze polyester zeekajaks lek te varen. Dit 'inhouden' werkt op mijn zenuwen. We varen hier maar 39 kilometer per dag. Maar na een avond en nacht 'opladen' bij Jan Fermont van OSSA in Roermond kunnen we er weer tegen voor de volgende helft van de tocht. Op 24 augustus laten we de maas achter ons en nemen het verbindende kanaal naar de Waal.

Nico heeft nu het 'thuisvoordeel'. Hij woont redelijk ver van de zee af, maar nu weet ik dat de omstandigheden op de grote rivieren even uitdagend en leuk zijn als die op zee. Met de sterke stroming veroorzaken opvarende schepen staande golven waarop het goed surfen is. Zodra een schip met vier duwbakken voorbij komt gaat Nico ervandoor. Ik voel mij hier als een beginner.

We moeten de Waal 20 kilometer stroomopwaarts varen. Normaal kunnen we keerwaters tussen de strekdammen benutten. Maar door de droogte zijn alle vakken tussen de strekdammen drooggevallen en er zijn weinig keerwaters. Al het water gaat door de vaargeul. We moeten er even vol tegenaan.

Bij de splitsing van de Waal en de Rijn draaien we in het Pannerdensch kanaal. Op zoek naar een mogelijkheid om de batterij van mijn mobiele telefoon op te laden komen we terecht in de bedrijfskantine van een vloerenfabrikant. We lunchen hier in onze vaarkleding en worden getrakteerd op koffie en thee. Al na 11 kilometer verlaten we de Rijn en draaien we de IJssel op. Eindelijk hebben we de stroming flink mee; we varen makkelijk 11 kilometer per uur.

Bij Zutphen varen we het Twentekanaal in richting Almelo. Zodra Sien van Meurs hoort van onze route neemt ze het heft in handen. Voor de eerste keer tijdens de tocht weten we een dag tevoren al waar we de volgende dag zullen overnachten: bij roeivereniging Amicus. We hadden al eerder ervaren dat roeiverenigingen bijzonder gastvrij zijn ten aanzien van kanovaarders.

We komen nu in de buurt van de crux van de tocht. Bij Klazienaveen moeten we een kilometer 'karren'. Hier heeft de vaart plaatsgemaakt voor een winkelcentrum. Nu is het echt afzien met mijn karretje. Die dag moeten we vijftien keer overdragen op een afstand van 35 kilometer. In onbruik geraakte sluizen en dammen maken dit gedeelte van Nederland onbereikbaar voor recreatievaart. Ik heb het helemaal gehad met het laatste obstakel van de dag: een woonboot die dwars in het vaarwater ligt en door deze ligging langsvaren onmogelijk maakt. Het kost mij moeite vriendelijk te blijven tegen de bewoners die ons van alles en nog wat vragen, terwijl ik maar denk: "Hadden jullie die woonboot niet normaal aan de kade kunnen leggen?" We varen de provincie Groningen binnen.

Ik ben een beetje jaloers op Nico's efficiency bij het opbouwen en opbreken van het kamp. Op eerdere tochten met anderen was ik vaak het snelste. Het kwam zelfs voor dat anderen zich bij mij beklaagden dat zij zich 'opgejaagd' voelden. Ik had dit uiteindelijk opgelost door mijn tent als laatste af te breken. Maar nu bevind ik mij in diezelfde positie, maar ik ben te koppig om dat Nico te bekennen. Tot nu toe heeft Nico vrijwel steeds zijn dichtritsbare strandkoepeltje gebruikt in plaats van zijn arbeidsintensieve tent. Maar elke avond weer hoop ik toch dat hij zijn strandkoepeltje weer opzet. Het lijkt namelijk geluk te brengen: de regen blijft weg. Maar vanavond regent het dan toch een beetje. Nico zet nog steeds zijn strandkoepeltje op, maar bedekt het nu met zijn reddingszak en zet dit vast met knijpers.

Op 30 augustus komen we aan bij de getijdehaven van Nieuwe Statenzijl in het meest noordoostelijke puntje van Nederland. We konden niet exact de datum plannen waarop we hier zouden vertrekken voor het traject op de Waddenzee. Het getij is nu niet zo gunstig voor een snelle route naar Den Helder. Nico Pennings vergezelt ons komend weekeinde. De ebstroom is gunstig voor een bezoek aan Borkum. Het weerbericht geeft noordwest 5 tot 6 Beaufort aan. Met de drie knopen stroming tegen de wind in hebben we een ruwe overtocht naar Borkum. We arriveren net op tijd in Borkum voor het avondeten in het havenrestaurant.

Vanaf Borkum moet de vloedstroom ons naar de getijdehaven van Noordpolderzijl brengen. De wind is nog steeds 5 tot 6 uit het noordwesten. Met onze koers laten we toe dat we in 45 minuten 2,5 zeemijl in zuidelijke richting worden weggezet door wind en stroming. Nico Pennings heeft zijn GPS permanent aanstaan en roept op een gegeven moment: "We gaan naar het zuidoosten!". Hij hoeft hier niets meer aan toe te voegen! Blijkbaar is de combinatie van stroming en wind veel sterker dan we hadden verwacht. De paar transitopeilingen die we kunnen maken op 'voorbijrazende' boeien geven aan dat het wel erg hard stroomt. Onze grondkoers zou toch in ieder geval iets van zuidwest moeten zijn. We veranderen de koers van 250 naar 270 graden en blijven daarbij. In het midden van de vaargeul ligt de ondiepte Meeuwenstaart. Op de kop hiervan buigen de golven zich om deze ondiepte heen en ontmoeten elkaar in een chaotische branding. Maar wij varen nu in een gebied van staande golven met brekende toppen waarop we dwars tegen de stroom in kunnen surfen. In ieder geval is dit een minder angstaanjagende route. Tot mijn grote verrassing komen we precies uit bij de scheidingston van het vaarwater naar Noordpolderzijl. Weer kan ik iets van mijn 'lijstje' afstrepen. Toen ik in 1994 met kajakvaren begon was ik vanuit mijn woonplaats Rijswijk via binnenwater naar Noordpolderzijl gevaren. Ik keek toen over de dijk in de weidsheid van de Waddenzee en vroeg mij toen af: "Wanneer zal ik hier als zeekajak vaarder vertrekken of aanlanden?". Ofschoon ik zo'n zeetocht sindsdien vaker gepland had gooide het weer steeds roet in het eten. En zelfs vandaag was het bijna weer niet gelukt. Door eerdere tochtervaringen weet ik inmiddels dat het tijdstip van de kentering, de locatie van het wantij, de sterkte van de stroming en de waterstand in dit gedeelte van de Waddenzee sterk wordt beïnvloed door de windkracht en windrichting. Maar vandaag zouden we de vaargeul gemist hebben als we onze koers niet hadden aangepast. Nico Pennings blijft achter in Noordpolderzijl.

Na een inmiddels al gebeurtenisvolle dag landen we in de vroege avond aan op Simonszand. Voorbij zijn de mooie zonnige dagen. We kunnen alleen maar vaststellen dat Simonszand bij het hoogwater vanmiddag volledig overspoeld was. Het volgende hoogwater is om 02:40 en de dagelijkse ongelijkheid geeft aan dat het hoogwater vannacht 37 centimeter lager is. Maar de noordwest 6 zal wel weer een verhoging opleveren. We nemen een berekend risico. Nico zet zijn strandkoepeltje op in de beschutting van mijn windscherm. We worden getrakteerd op een drievoudige regenboog. De normale, een gespiegelde en eentje met omgekeerde kleuren. De harde wind waait de regen juist ver genoeg over het strandkoepeltje dat ik niet nat wordt. Volledig gekleed in vaarkleding proberen we wat te slapen. Om 02:30 komt het water tot op twee meter van ons; we hebben onze berekeningen goed gedaan en kunnen erover opscheppen of we hebben gewoon geluk gehad. Den Helder, waar we drie weken geleden begonnen waren komt nu aardig dichtbij.

Het slapen in vaarkleding heeft bij mij een onverwacht probleem opgeleverd. Een klein wondje aan mijn linker pols, ontstaan toen we nog op binnenwater voeren, geneest niet door de voortdurende blootstelling aan het zoute water. Door het slapen op mijn linkerarm heeft de latex manchet van mijn jack de bloedcirculatie verder beperkt. Ik word wakker met een gezwollen handrug, waar elke aanraking pijn doet. Het enige wat ik kon doen was er 'second-skin' op doen en er het beste van hopen. Met onze bestemming zo dichtbij is het onderbreken of afbreken van de tocht geen leuke gedachte. Ik kon nog steeds peddelen, maar in een diagnose door een arts had ik even geen zin in. De situatie verergerde zich nog een dag maar daarna trad het herstel langzaam in.

We verlieten Simonszand door de branding. Ik vind branding nog steeds spannend. Al drie keer eerder heb ik met 'loopings' een zeekajak beschadigd tijdens het oefenen in zeer ruwe branding. Ik krijg twee brekers van opzij, maar het enige waar ik nu aandacht aan besteedt, is de uitrusting op mijn voordek. Alles bungelt nog aan de dekbelijning en we varen richting Lauwersoog.

Met het 'perfecte getij' hadden we langs twee eilanden per dag kunnen varen: één eiland via het wantij en het volgende eiland via de Noordzee. Maar met de harde wind van de afgelopen dagen is een route via de Noordzee niet echt aantrekkelijk. In alle zeegaten zal het flink spoken en op alle eilandkusten moet een zware branding staan. Nu we weten dat we Den Helder binnen de gestelde tijd zullen halen, doen we het iets rustiger aan. We kunnen nu alle eilanden aandoen.

Tot nu toe hebben we geen grote tegenslagen gehad. We hebben elke dag gevaren. Maar nu maakt de wind het een beetje lastiger, ook als het gaat om de besluitvorming. We wilden oorspronkelijk via Engelmansplaat varen. Maar als we Lauwersoog verlaten vechten we al tegen windkracht 6. In de harde windvlagen tijdens regenbuien komen we bijna tot stilstand. De golven, extra steil door de wind tegen de ebstroom in, zijn net zo hoog als ik nog maar één keer eerder in de Waddenzee heb meegemaakt. De uitdagende vaaromstandigheden doen wonderen voor mijn 'mentale toestand'. Terwijl mijn lichaam de fysieke inspanning aangaat, krijgt mijn brein, belast met al die zelfopgelegde 'verplichtingen', de rust die het zo hard nodig heeft.

De twijfel of het Rif wel droog blijft doet ons besluiten de koers te verleggen richting de jachthaven van Schiermonnikoog. Door dit te doen varen we wel tegen de stroom in en nog erger, we varen naar de getijdehaven tegen laagwater. En toch is dit de veiligste optie omdat we in de beschutting van het eiland varen en in het ergste geval een kilometer of twee moeten klunen. Maar we hebben weer geluk. We hebben in de hele geul voldoende water, soms maar net, om te varen. Tegen de schemering trekken we de kajaks door de modder op de trailerhelling.

De wind neemt af en het mooie weer keert terug als we langs Ameland, Terschelling, Vlieland en Texel varen. Zeehonden zijn een regelmatige verschijning. Mijn kanokarretje begeeft het definitief op Texel, tijdens de laatste keer dat ik 'm op deze tocht nodig heb. We kunnen nu de exacte datum en tijd uitkiezen voor onze aankomst in Den Helder. We besluiten om eerst nog rondom Noorderhaaks te varen.

Op zaterdag 6 september 2003, precies om 13:00 uur varen Nico en ik langs de groenwitte meetpaal. Thea en Nico Pennings en Ron Zeeman verwelkomen ons vanaf de kant. Maar wat heb ik nu bereikt? Ik heb rond Nederland gevaren in mijn zeekajak. Maar voor mijn gevoel ben ik nog niet rond. In de afgelopen anderhalf jaar is er veel gebeurd. Het 'rondje' blijkt eigenlijk onbelangrijk. Veel belangrijker waren alle mensen die ik in die periode ontmoet heb en andere 'toevalligheden'. Mijn leven is in ieder geval flink veranderd. Ten goede zou ik zeggen. Het avontuur duurt voort.


The expeditie web-site is nog steeds beschikbaar.

Dit verslag is eerder verschenen in Peddelpraat 190/191.

Een verslag door Nico Middelkoop is verschenen in de NKB Kanosport 2003/4.

Een verslag door Nico Middelkoop is verschenen in "de Steendruk" van januari 2004 van de Wageningse kanovereniging "de Bovenste Polder";
zie ook: Kars Quast.

© A.M. Schoevers