Waddenzee, wat een zee!


In het Pinksterweekeinde werd er weer wat(d) gevaren. Vanuit Kornwerderzand naar Texel en Vlieland en weer terug.


Zaterdag 25 mei 1996
Een groep van elf vaarders voer met een beetje wind tegen schuin over het wad richting Texel. Bij het oversteken van het Harlingergat hadden we ook nog een stukje stroom tegen; 'gelukkig' maar, want ik vond het zwaar en dat had dan tenminste een reden. Ongeveer halverwege de tocht moest er genavigeerd worden. Het hele stuk in het Harlingergat zijn we geen boei of staak tegengekomen. De vuurtoren van Texel was inmiddels in zicht, maar waar was de vaargeul ook al weer? We bleken ongeveer een kilometer te ver naar het noordwesten gevaren te zijn. Toen we de stroom weer mee kregen had ik het nog steeds zwaar. Ik mis blijkbaar nog steeds voldoende techniek om met tegenwind snel in golvend water te varen. Achterin de groep is psychologisch gezien nog steeds geen lekkere plek. Om kwart over zes kwamen we aan bij "de Robbenjager". Het kampeerseizoen is weer begonnen, want we hadden het veldje niet meer voor ons alleen. Hans en Ton hadden het druk de vragen van geïnteresseerde campingasten te beantwoorden.

Zondag 26 mei
Met de wind en stroom mee richting camping "Stortemelk" op Vlieland. We vorderden zo snel dat besloten werd de tanks bij de Vliehors eens van dichtbij te gaan bekijken. De keuze voor een pauze op het nabijgelegen strand was snel gemaakt. Toen het opkomende water bezit ging nemen van onze picknickplaats werd het tijd om te vertrekken. Het werd een hele kluunpartij. Ik ben maar weer uitgestapt om mijn kajak naar dieper water te slepen. Willem bleef wat achter. Hij bleek behoorlijk last van zijn rug te hebben gekregen. Ondertussen wakkerde de wind aan en werden de golven hoger. Ik heb keer op keer persoonlijke surfrecords gebroken. Ron voer alweer richting Texel; hij mompelde iets over zijn broodtrommeltje. Ter hoogte van de veerhaven besloot Willem hij het laatste stuk naar de camping zou gaan lopen. Omdat ik hem mijn karretje had belooft moest ik er ook even uit. De golven sloegen op de schuine kade. Mijn kajak bleef wonderbaarlijk vrij van de keien. Het laatste stuk werd er zo 'getreuzeld', dat de tent van Willem al stond toen wij op de camping aankwamen. Willem had inmiddels besloten de volgende dag met de veerboot terug te gaan. 's-avonds werd er gegeten in het laatste restaurant van het dorp. Bij het nagerecht kwam ter tafel hoe het komt dat het tijdstip van hoogwater dagelijks ongeveer een uur verschilt van de vorige dag. Nadat dit fenomeen verklaard was en de middelpunt vliegende krachten in het spel kwamen, hadden we het over een rimpel die zich met ongeveer 10.000 km per uur voortbeweegt. We besloten dat we deze rimpel de volgende dag zouden proberen te pakken voor een prachtige surf.

Maandag 27 mei
De weervoorspelling zag er erg slecht uit. Een westelijke wind, ruimend naar Noord oplopend tot kracht zeven. Er waren drie mogelijke problemen; het strand afkomen, de stroming/branding rond de Richel en de mogelijk hoge golven in het Zuidoostrak. Omdat ik mij de vorige dag nauwelijks had ingespannen en inmiddels heerlijk kon surfen besloot ik mee te gaan. Wind in de rug kon ik nu wel aan, redeneerde ik. Het strand afkomen was een eitje. Het waaide nog niet erg hard. Rond de Richel werd het al wat spannender. In de luwte van de Richel, met zeehondjes, werd het even rustiger. Vanaf nu ging het langzaam maar zeker harder waaien en de golven werden hoger. Het surfen ging langzaam over in lage steunen. Ik had sinds de Richel niets meer gegeten. Ik wenkte Peter. Hij hield mijn boot vast, zodat ik even wat kon eten. De angst sloeg even licht toe toen ik het 'veilige' vlotje weer moest verlaten. Temeer daar ik de groep inmiddels uit het oog was verloren. Peter en ik waren door de wind uit de vaargeul geblazen. De wind gierde zo dat we elkaar moeilijk (=niet) konden verstaan. Hij moest mijn achterpunt rammen om mij duidelijk te maken dat ik meer naar links, de vaargeul, moest varen. In de vaargeul zat de rest van groep gelukkig op ons te wachten. Met nog ongeveer een uur te gaan zaten we midden in windkracht zeven. Het was vechten tegen de elementen. Boven verwachting kreeg de wind weinig vat op mijn peddel en kon ik mijn scheg nog bedienen. De kust was nog niet te herkennen. Op een gegeven moment dacht ik dat ik weer toe was aan een 'vlotje'. Toen ik na enig heen en weer schreeuwen van Hans begreep dat een vlotje niet mogelijk was, was ik direct 'genezen'. Even later herkende ik opeens de windmolen van Kornwerderzand. Hoewel we nog even te gaan hadden, zat ik vanaf dat moment weer lekker in de boot. Vlak voor de haven kwam de Rijkspolitie te water bij mij informeren of alles goed was. Ik kon ze niet verstaan, maar op hun tien opgestoken vingers kon ik een bevestiging geven. Alle tien hadden windkracht 7 getrotseerd en niemand was omgegaan. Voor de duidelijkheid; ik ben niet van plan om dit soort extreme situaties in de toekomst nog op te zoeken. Het was zeer leerzaam met een hoog adrenalinegehalte.


© A.M. Schoevers

Dit verslag is eerder verschenen in Peddelpraat 144